Een treurig randje

Het staatsbezoek aan Japan is in velerlei opzichten een onvergetelijke reis geworden. Ik vond het prachtig dat ik mee mocht, want hoe vaak zie je nu een keizer en een keizerin in levende lijve? En ik verheugde me op het inkijkje dat ik zou krijgen in het keizerlijk paleis en bij de Kunaicho, de keizerlijke hofhouding. De hofhouding is berucht en helaas maakte die op alle fronten haar slechte reputatie waar. Hoewel het vooraf leek alsof we overal goed ons werk konden doen, bleek dat in de praktijk erg tegen te vallen.

Er mocht en kon niks en zelfs tijdens het spelen van de volksliederen – normaal een moment waarbij iedereen plechtig moest staan – werden we opgedreven door zenuwachtige Japanners met dreigende blikken. Toen ik tóch bleef staan tijdens het spelen van het Wilhelmus stonden er twee Japanners aan mijn arm te trekken zonder resultaat overigens.

Het kijkje achter de schermen was er wel en ook dat viel niet mee. Het keizerlijk paleis is in de jaren zestig gebouwd en dat is goed te zien. Sindsdien is er niet veel meer aan gedaan. De officiële zalen zijn schel verlicht en doen op hun best nog het meest denken aan een ontbijtzaal van een oud Van der Valk-motel. Achter de schermen – dus waar de keizerlijke en koninklijke gasten nooit zullen komen – is het nog veel erger. Daar lijkt het ’t meest op een uitgewoonde gokhal in Las Vegas.

Al met al nam mijn medelijden met de keizerlijke familie van Japan toe. Je zult maar moeten leven in een paleis waar het dagelijks leven bepaald wordt door een hofhouding, waarvan de belangrijkste posities erfelijk zijn. Goed, de leden van de keizerlijke familie hebben allemaal een eigen residentie in het prachtige park rondom het keizerlijk paleis en daarin hun eigen, kleinere hofhouding. Maar niets blijft geheim. Het gerucht gaat dat de hofhouding zich zelfs bemoeide met hoe vaak de kroonprins en kroonprinses de liefde met elkaar bedreven…  Prinses Masako, een briljante diplomate die al over de hele wereld heeft gewoond, zou zich op een gegeven moment zelfs in haar kamer hebben opgesloten uit frustraties om haar geketende leven. Ze zou alleen nog maar via briefjes met de buitenwereld hebben gecommuniceerd. Of het waar is, heb ik niet kunnen controleren, maar ik kon het me allemaal wel voorstellen toen ik even – onder begeleiding – in het paleis mocht rondlopen. Het was, zoals ik al schreef, onvergetelijk, maar met een treurig randje. En toch had ik het voor geen goud willen missen.